Terug naar zoekresultaten

2.27.138 Inventaris van het archief van de Raad voor het Jeugdbeleid (v/h Raad voor de Jeugdvorming), 1980-1996

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.27.138
Inventaris van het archief van de Raad voor het Jeugdbeleid (v/h Raad voor de Jeugdvorming), 1980-1996

Auteur

Doc-Direkt

Versie

24-11-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2015 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Raad voor het Jeugdbeleid
Raad voor het Jeugdbeleid

Periodisering

archiefvorming: 1980-1996
oudste stuk - jongste stuk: 1980-1996

Archiefbloknummer

X40

Omvang

; 513 inventarisnummer(s) 18,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Dossiers, vergaderstukken en rapporten

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Raad voor het Jeugdbeleid Raad voor de Jeugdvorming, , 1980-1996, , 1954-1980

Samenvatting van de inhoud van het archief

De Raad voor het Jeugdbeleid werd ingesteld op 1 mei 1980 en was gebaseerd op de Wet op de Raad voor het Jeugdbeleid (van 5 juli 1979; Staatsblad 524), conform artikel 87 van de Grondwet. De omvorming van de Raad voor de Jeugdvorming naar een Raad voor het Jeugdbeleid betekende, naast openbaarheid van functioneren en een open sollicitatieprocedure, vooral een verbreding van het werkterrein. De Raad voor het Jeugdbeleid werd in 1996 opgeheven. Een jaar later werd de Wet op de Raad voor het Jeugdbeleid ingetrokken met de invoering van de Aanpassingswet herziening adviesstelsel, waarmee veel adviesorganen werden opgeheven. De Raad voor het Jeugdbeleid bracht, op verzoek of uit eigen beweging, advies uit aan één of meer ministers. De adviezen betroffen het beleid van de regering ten aanzien van de jeugd. Bij alle belangrijke maatregelen die de jeugd betroffen wendde de regering zich in principe eerst tot de Raad. De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur was verplicht advies te vragen, de andere bewindslieden waren verplicht de Raad tijdig te informeren, zodat de Raad daarop in kon spelen. De Raad adviseerde alleen de rijksoverheid. De adviezen speelden een rol in de voorbereiding van het beleid. De uitvoering van het beleid was geen taak. De Raad bestond uit tenminste 13 en ten hoogste 23 leden. De leden moesten zoveel mogelijk een afspiegeling vormen van de belangrijkste geestelijke en maatschappelijke stromingen in ons land. De leden waren allen meerderjarig. Er werd gesproken over (het beleid ten aanzien van) de jeugd zonder dat die jeugd daarbij zelf aanwezig was: over de jeugd, voor de jeugd, zonder de jeugd. Het archiefblok van de Raad voor het Jeugdbeleid bestaat voornamelijk uit de volgende onderwerpen: - het proces van de adviesvorming aan de regering met betrekking tot jeugdbeleid, - Publicaties van de Raad, - de eigen organisatie van de Raad en - diverse overlegstructuren met betrekking tot jeugdbeleid.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Na de Eerste Wereldoorlog ontstond er bij de centrale overheid aandacht voor de leerplichtvrije jeugd. Na 1945 werd deze aandacht versterkt. Behalve de vorming binnen schoolverband werd nu ook de vorming buiten schoolverband uitdrukkelijk tot onderwerp van zorg voor de overheid. Dit resulteerde onder andere in de instelling van een afdeling Jeugdvorming bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en in 1954 in de oprichting van de Raad voor de Jeugdvorming. In 1965 werd het geheel van bemoeienissen ressorterende onder de genoemde afdeling Jeugdvorming ondergebracht bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Daarmee ging de beleidsector jeugdvorming deel uitmaken van een conglomeraat van beleidssectoren, waaronder maatschappelijk opbouwwerk, recreatie en sociale dienstverlening vielen. De opgave om ook in deze andere sectoren het jeugdbelang te onderkennen en te behartigen drong zich nu nadrukkelijk op.
Jeugdvorming kreeg meer de betekenis van jeugdzaken. In het begrip jeugdbeleid, dat na 1970 algemeen in gebruik raakte, werden de gezichtspunten van coördinatie en planning nog meer tot uitdrukking gebracht. De Nederlandse overheid hield zich op vele manieren met de jeugd bezig. Er waren allerlei wetten, maatregelen en subsidieregelingen die, geheel of gedeeltelijk, op de jeugd gericht waren. De aandacht richtte zich onder meer op jongerenwerk, kinderbescherming, gezondheidszorg, huisvesting, dienstplicht en onderwijs. Naast en met elkaar waren bewindslieden, Kamerleden, rechters, ambtenaren, mensen uit particuliere organisaties, pressiegroepen, jeugdwerkers, onderwijsgevenden en vele anderen bezig gestalte te geven aan de vormgeving en uitvoering van het jeugdbeleid. De rijksoverheid had honderden adviesorganen tot haar beschikking. Een aantal hield zich speciaal of zijdelings bezig met het jeugdbeleid. Dat waren onder meer de Onderwijsraad, de Nederlandse Gezinsraad en het College van Advies voor de Kinderbescherming.
Hun aandacht beperkte zich in de regel tot deelgebieden of bepaalde leeftijdsgroepen. Geleidelijk ontwikkelde zich vervolgens de gedachtegang, dat dit jeugdbeleid zich niet langer liet beperken tot het werkterrein van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, maar diende te evolueren tot een samenhangend interdepartementaal jeugdbeleid. Parallel met de ontwikkeling van deze opvattingen omtrent het jeugdbeleid had ook een verbreding plaatsgevonden van de adviespraktijk van de Raad voor de Jeugdvorming. Deze ontwikkelingen resulteerden tenslotte in de opheffing van de Raad voor het Jeugdbeleid. De Raad probeerde het jeugdbeleid in zijn samenhang te bekijken.
De Raad voor het Jeugdbeleid werd ingesteld op 1 mei 1980 en was gebaseerd op de Wet op de Raad voor het Jeugdbeleid (van 5 juli 1979; Staatsblad 524), conform artikel 87 van de Grondwet. De omvorming van de Raad voor de Jeugdvorming naar een Raad voor het Jeugdbeleid betekende, naast openbaarheid van functioneren en een open sollicitatieprocedure, vooral een verbreding van het werkterrein.
De Raad voor het Jeugdbeleid werd in 1996 opgeheven. Een jaar later werd de Wet op de Raad voor het Jeugdbeleid ingetrokken met de invoering van de Aanpassingswet herziening adviesstelsel, waarmee veel adviesorganen werden opgeheven.
Organisatie en taak
Algemeen
De Raad voor het Jeugdbeleid bracht, op verzoek of uit eigen beweging, advies uit aan één of meer ministers. De adviezen betroffen het beleid van de regering ten aanzien van de jeugd. Bij alle belangrijke maatregelen die de jeugd betroffen wendde de regering zich in principe eerst tot de Raad. De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur was verplicht advies te vragen, de andere bewindslieden waren verplicht de Raad tijdig te informeren, zodat de Raad daarop in kon spelen.
In de Wet op de Raad voor het Jeugdbeleid werd het begrip ’jeugdbeleid’ officieel op de volgende wijze geformuleerd: ‘specifiek beleid van de overheid met betrekking tot de maatschappelijke positie van de jeugd en gericht op het scheppen van voorwaarden voor haar optimale ontplooing’.
De Raad adviseerde alleen de rijksoverheid. Provincies, gewesten en gemeenten maakten gebruik van hun eigen kanalen en organen. De adviezen speelden een rol in de voorbereiding van het beleid. De uitvoering van het beleid was geen taak van een adviesorgaan. De Raad adviseerde niet over afzonderlijke gevallen. Het ging steeds om algemene problemen, om problemen van advies. De Raad voor het Jeugdbeleid werkte op een geheel ander niveau dan bijvoorbeeld een Raad voor de Kinderbescherming. De Raad was ook geen adviescentrum voor jongeren. De adviezen waren formeel gezien bedoeld voor de regering. De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur trad daarbij op als coördinerend bewindsman voor het jeugdbeleid. Maar evenzeer werd de doelgroep gevormd door alle personen die actief bij de ontwikkeling van het beleid betrokken waren; Kamerleden, ambtenaren (op rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeenteniveau), bestuurders van landelijke organisaties en allen die beroepsmatig of als vrijwilliger betrokken waren bij uitvoerende activiteiten van het jeugdbeleid. De inhoud van de adviezen had op de jeugd en op hun belangen betrekking. Tot de jeugd werd in dit verband gerekend alle personen van 0 tot 25 jaar.
Leden
De Raad bestond uit tenminste 13 en ten hoogste 23 leden. De leden moesten zoveel mogelijk een afspiegeling vormen van de belangrijkste geestelijke en maatschappelijke stromingen in ons land. De leden van de Raad waren allen meerderjarig. Er werd gesproken over (het beleid ten aanzien van) de jeugd zonder dat die jeugd daarbij zelf aanwezig was: over de jeugd, voor de jeugd, zonder de jeugd. Formeel gezien was dit geen bezwaar, erg gemakkelijk was het niet.
De Raad was een onafhankelijk orgaan. De leden waren onafhankelijk, zij mochten niet beschouwd worden als directe vertegenwoordigers van de jeugd. Desalniettemin was het van groot belang dat de afstand tussen de Raad en de jeugd zo klein mogelijk was. Vandaar dat van alle leden werd gevraagd dat zij zich bij hun gedachtevorming ook door de jeugd zelf lieten informeren. Om ook in andere opzichten de afstand tot al die mensen die als werker en bestuurder actief waren voor de jeugd te verkleinen werd bij de benoeming een aantal eisen aan de raadsleden gesteld. Er werd van hen verlangd dat zij vertrouwd waren en het vertrouwen hadden van (een deel van) ‘het veld’. Ook hier gold weer de onafhankelijkheid van de Raad: de leden moesten wel goede relaties onderhouden met het veld, maar zij mochten niet worden beschouwd als vertegenwoordigers van bepaalde organisaties of groepen. Zij zaten niet in de Raad op titel van hun functie; de Raad kende geen kwaliteitszetels.
De werving van raadsleden was openbaar en geschiedde door middel van advertenties. Bij het samenstellen van de Raad werd met verschillende criteria rekening gehouden. De leden moesten ruime ervaring hebben in het omgaan met (aspecten van) het jeugdbeleid. Bij sommigen zou deze op het uitvoerende, bij anderen op het bestuurlijke of studieuze vlak liggen. Verder moest men een daadwerkelijke betrokkenheid bij de jeugd aan de dag leggen. Raadsleden mochten ook geen ‘eenogen’ zijn: zij moesten de vraagstukken in hun samenhang kunnen bekijken. Bovendien moesten zij beschikken over een gerichte deskundigheid (bijvoorbeeld onderwijs, hulpverlening, recreatie arbeid gezondheid). Bij de samenstelling werd verder rekening gehouden met een zekere spreiding naar regio, leeftijd en sekse.
De leden werden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Na afloop van deze termijn konden zij eenmaal voor ten hoogste vier jaar worden herbenoemd.
Afdelingen en commissies
De Raad kon afdelingen vormen die zich met bepaalde onderwerpen bezighielden en vervolgens advies uitbrachten aan de Raad. Ook konden commissies worden ingesteld waarin naast leden van de Raad, deskundigen van buiten de Raad zitting mochten hebben. Aan de vergaderingen van de Raad en zijn commissies kon ook door ambtenaren worden deelgenomen. Zij waren dan aanwezig als toehoorder of als verstrekker van informatie. Over stemrecht beschikten zij niet.
Dagelijkse Raad
Uit de Raad werd een Dagelijkse Raad gevormd, die bestond uit de voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter en een lid van de Raad. Onder leiding van de voorzitter werden de volgende dagelijkse werkzaamheden verricht:
  1. het voorbereiden van een vergadering van de Raad;
  2. het (doen) uitvoeren van de besluiten van de Raad;
  3. het (doen) vertegenwoordigen van de Raad;
  4. toezicht (doen) houden via de algemeen secretaris op het ambtelijk apparaat van de Raad;
  5. het bewaken van de voortgang van de werkzaamheden van commissies en afdelingen van de Raad;
  6. het (doen) verzorgen van de publiciteit over activiteiten van de Raad;
  7. het voorbereiden van het jaarverslag en van het verslag over een periode van vijf jaar.
De Dagelijkse Raad werd terzijde gestaan door de algemeen secretaris van de Raad. De Dagelijkse Raad legde aan de Raad verantwoording af over de wijze waarop hij zijn taak had uitgevoerd. Er werd tenminste 12 keer per jaar vergaderd. De Dagelijkse Raad ontving de post die was gericht aan de Raad. Brieven die werden verzonden namens de Raad werden ondertekend door de voorzitter en de algemeen secretaris of door de algemeen secretaris alleen. Ter voorbereiding van werkgroepen kon de Dagelijkse Raad werkgroepen van een of meer raadsleden instellen.
Het apparaat
Verdere ondersteuning kwam vanuit een ‘apparaat’. Het apparaat bestond uit een secretariaat en een studiebureau. Dit studiebureau was een afdeling door studie, informatie en documentatie ten dienste van de beleidsadvisering. Het verrichte studies in de vorm van documentaties, verslagen, samenvattingen en rapporten.
Tot de taken van het secretariaat behoorden ondermeer:
  1. het voorbereiden van vergaderingen;
  2. de verslaglegging van vergaderingen;
  3. het voorbereiden van de door de Raad uit te brengen rapporten en adviezen;
  4. de uitvoering van opdrachten van de Dagelijkse Raad;
  5. het voeren van correspondentie en de administratie;
  6. de administratieve ondersteuning van de commissies en afdelingen;
  7. het beheren van het archief overeenkomstig de daarvoor geldende richtlijnen bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
  8. het onderhouden van contacten met overheidsorganisaties en particuliere organisaties;
  9. het beheren van het aan de Raad toegekende budget overeenkomstig de daarvoor geldende richtlijnen bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
  10. de zorg voor het personeelsbeheer overeenkomstig de daarvoor geldende richtlijnen bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
  11. het onderhouden van contacten met het oog op de publiciteit over de activiteiten van de Raad.
Werkwijze
De werkwijze van de Raad was als volgt: er kon een adviesaanvraag van een minister binnenkomen. Deze wilde bijvoorbeeld geadviseerd worden over bepaalde kanten van de jeugdwerkloosheid, over de vrijetijdsbesteding van jongeren uit culturele minderheden of over bepaalde structuren in de hulpverlening. Het eigenlijke werk werd meestal door een commissie gedaan. Deze commissie kon her en der –ook op departementen- informatie opvragen en kon bijvoorbeeld gesprekken voeren met bestuurders, jongeren en mensen uit de praktijk. Ook kon contact worden opgenomen met universiteiten en onderzoeksinstituten. Veel materiaal zou geleverd worden door het secretariaat en door het studiebureau van de Raad.
Een tweede mogelijkheid was dat de Raad zelf een onderwerp koos waarvoor hij advies wilde uitbrengen. In een dergelijk geval zou meestal eerst een fase ingelast worden waarin het studiebureau een rapport over het onderwerp samenstelde. Daarnaast waren als middelen denkbaar: het organiseren van studiedagen of hearings en het bespreken van conceptadviezen met buitenstaanders. Om snel en actueel te kunnen reageren had de Raad naast het advies ook een reeks ‘Berichten, Commentaren en Reacties’ ontwikkeld. Deze stukken hadden de formele status van een advies en werden ook door de Raad in een plenaire vergadering vastgesteld. Bij uitzondering geschiedde de vaststelling door een raadscommissie in samenwerking met de Dagelijkse Raad, doch niet dan met het uitdrukkelijke mandaat van de hele Raad. Deze Berichten, Commentaren en Reacties maakten het mogelijk adequaat in te spelen op ontwikkelingen in het beleid en de politiek.
Een advies van de Raad bevatte in ieder geval:
  • de tekst van de adviesaanvraag of een samenvatting ervan, indien het een gevraagd advies betrof;
  • de samenstelling en de opdracht van de commissie indien een commissie het advies voorbereid had;
  • een samenvatting van de inhoud.
De Raad bracht jaarlijks voor 1 mei schriftelijk verslag uit aan de minister over de werkzaamheden in het afgelopen jaar. Voorts werd na een termijn van ten hoogste vijf jaar een rapport uitgebracht aan de minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek werd onderworpen en voorstellen konden worden gedaan voor gewenste veranderingen. De Raad vergaderde tenminste zes keer per jaar volgens een jaarlijks vast te stellen vergaderschema. Voorts vergaderde de Raad zo dikwijls als de Dagelijkse Raad noodzakelijk achtte of indien tenminste drie leden daarom verzochten. De vergaderingen vonden in de regel plaats in Amsterdam en werden geleid door de voorzitter.
Een besluit kon slechts worden genomen indien tenminste de helft van het aantal benoemde raadsleden aanwezig was. Indien er te weinig raadsleden waren om een besluit te nemen, werd het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst. Over dit voorstel kon dan besloten worden ongeacht het aantal raadsleden.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van de raad is in eigen beheer gevormd. Na opheffing is dit archief overgedragen aan het semi-statisch archief (SSA) van het ministerie van VWS. In 1997 verhuisde het SSA van het ministerie van VWS van Rijswijk naar Steenbergen. In 2010 is dit archief getransporteerd naar de Centrale Archief Selectiedienst (CAS), vanaf 2011 Doc-Direkt te Winschoten en in 2022 overgedragen aan het Nationaal Archief.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2022 door Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archiefblok van de Raad voor het Jeugdbeleid bestaat voornamelijk uit de volgende onderwerpen: - het proces van de adviesvorming aan de regering met betrekking tot jeugdbeleid. - Publicaties van de Raad. - de eigen organisatie van de Raad. - diverse overlegstructuren met betrekking tot jeugdbeleid.
Selectie en vernietiging
Bij aanvang bestond het archief uit 32.875 meter. Na bewerking hiervan is in totaal 20.5 meter archief voor bewaring overgebleven. Bij de selectie is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Rijksbegroting over de periode vanaf 1945 - 2000, Staatscourant 2005, nr. 62
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein rijkshuisvesting over de periode vanaf 1945, Staatscourant 2007, nr. 142
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Welzijn over de periode 1945 - 1996, Staatscourant 2004, nr. 35
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier, Staatscourant 2007, nr. 225, rekening houdend met de gepubliceerde rectificatie, Staatscourant 2007, nr. 245
Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht.
Verantwoording van de bewerking
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft Doc-Direkt opdracht gegeven de archiefbescheiden van de Raad voor het Jeugdbeleid in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen opdat het archief kan worden overgebracht naar het Nationaal Archief. Voor de bewerking van het archief werd een plan van aanpak samengesteld welke de basis vormde voor de bewerking. In het plan, welke werd goedgekeurd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Nationaal Archief zijn de afspraken met betrekking tot de selectie, ontsluiting, materiële verzorging en overbrenging geregeld.
De begincesuur van het archief werd bepaald door de oprichting van de Raad in 1980. De eindcesuur werd bepaald door de opheffing van de Raad in 1996.
Ten behoeve van de overbrenging naar het Nationaal Archief dient het archief te voldoen aan de in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (2001) gestelde eisen. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
  • Alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
  • Foto’s, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
  • Omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgedragen.
Ordening van het archief
Het eindresultaat van de bewerking is een inventaris volgens het model klassiek+toegang op het archief van de Raad voor het Jeugdbeleid. De toegang op de archiefbescheiden van de Raad is geordend van algemeen naar bijzonder met twee hoofdrubrieken, stukken van algemene aard en stukken betreffende bijzondere onderwerpen, de laatste hoofdrubriek is verder onderverdeeld in organisatie en taak. Verdere onderverdeling volgens het voorgestelde archiefschema in het archiefbewerkingsplan. De ordening is op basis van de datering van de stukken en eventueel daarbinnen alfabetisch.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het Auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Raad voor het Jeugdbeleid, nummer toegang 2.27.138, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Raad voor het Jeugdbeleid, 2.27.138, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Bewaarplaats van originelen
Niet van toepassing
Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Niet van toepassing
Verwante archieven
Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk: Raad voor de Jeugdvorming en de daaronder ressorterende Commissies en Werkgroepen, 1954 - 1980 (archiefinventaris 2.27.04).

Bijlagen

Geen bijlagen

Archiefbestanddelen