Terug naar zoekresultaten

2.02.35 Inventaris van het archief van de Parlementaire Enquêtecommissie Paspoortproject, (1947) 1988 (1989)

Het archief bestaat uit aantekeningen, verslagen van gesprekken en verhoren, en correspondentie van de commissie, alsmede de documenten welke de ministeries, instellingen en particulieren hebben ovegelegd aan de commissie.

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.02.35
Inventaris van het archief van de Parlementaire Enquêtecommissie Paspoortproject, (1947) 1988 (1989)

Auteur

CAS 1239

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2010 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Parlementaire Enquetecommissie Paspoortproject
Enquetecomm. Paspoortproject

Periodisering

archiefvorming: 1988
oudste stuk - jongste stuk: 1947-1989

Archiefbloknummer

H13

Omvang

; 248 inventarisnummer(s) 7,70 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Parlementaire Enquetecommissie Paspoortproject, , 1988

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bestaat uit aantekeningen, verslagen van gesprekken en verhoren, en correspondentie van de commissie, alsmede de documenten welke de ministeries, instellingen en particulieren hebben ovegelegd aan de commissie.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Enquêtecommissies algemeen
Enquêtecommissies worden door de Tweede Kamer ingesteld wanneer de behoefte bestaat buiten de regering om een onderzoek in te stellen en informatie in te winnen. De parlementaire enquête vindt zijn grondslag in de Grondwet van 1848 (art. 90) en in de Enquêtewet van 1850. In 1977 werd deze wet gewijzigd en genoemd de Wet op de Parlementaire Enquête. Deze wet bevat de bijzondere bevoegdheden voor de enquête en enkele procedurele voorschriften. In het Reglement van Orde zijn de procedurele aspecten nader belicht. Het bijzondere van een enquêtecommissie is dat zij de bevoegdheid heeft om personen op te roepen die verplicht zijn te verschijnen en onder ede kunnen worden gehoord.
Parlementaire enquête paspoortproject (1984 - 1988)
In 1984 werd gewerkt aan de invoering van een nieuw fraudebestendig (Europees) paspoort. De Staat der Nederlanden sloot een contract met het bedrijf KEP, een samenwerkingsverband van Kodak, Elba (een Schiedamse drukkerij) en Philips. KEP bleek in april 1988 niet in staat zijn verplichtingen na te komen.
In de parlementaire enquête werd de gang van zaken onderzocht die tot deze mislukking had geleid. Het ging daarbij onder meer om de wijze waarop de samenwerkingsovereenkomst tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en KEP tot stand was gekomen en om de totstandkoming van de kostprijs van het paspoort.
De enquête werd tussen juni en augustus 1988 gehouden op basis van een motie-Alders (PvdA). Voorzitter van de enquêtecommissie was de VVD'er Loek Hermans. De commissie concludeerde dat er in het besluitvormingsproces rond het nieuwe paspoort van alles mis was gegaan. Er werd aangedrongen op een beter beheersbaar paspoortbeleid. Met name de voortgangscontrole moest worden verbeterd.
Naar aanleiding van het rapport traden minister van Defensie Van Eekelen en staatssecretaris Van der Linden af. Ook het lot van minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek heeft aan een zijden draadje gehangen. Zelfs is er even sprake geweest van een kabinetscrisis.
Maatschappelijke context
De paspoortaffaire kent een lange voorgeschiedenis. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw was een nog uit de begin jaren vijftig daterend model in gebruik. Met dat paspoort, ook wel het 'zwarte vod' genoemd, werd wereldwijd op grote schaal gefraudeerd. Vanaf 1983 voerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de toen nog niet geprivatiseerde Staatsdrukkerij (SDUB) overleg over een nieuw model. Ook werd in 1984 op Europees niveau afgesproken een gelijksoortig fraudebestendig model paspoort voor de lidstaten in te voeren.
De onderhandelingen met de Staatsdrukkerij kwamen onder druk te staan door de mogelijke privatisering van de drukkerij. Had de overheid daarvoor de plicht al haar drukwerk door de Staatsdrukkerij te laten verrichten, door een mogelijke privatisering zou die plicht komen te vervallen. Op 6 juni 1986 sloot de Nederlandse overheid dan ook een contract met KEP, een speciaal opgerichte BV voor de vervaardiging van paspoorten.
De Tweede Kamer
Vanaf dat moment werd het paspoort kritisch door de Tweede Kamer gevolgd, met name door de PvdA'er Piet de Visser die daardoor de bijnaam Paspoortenpiet kreeg. Daarbij speelden twee zaken een rol: werd het paspoort inderdaad wel voldoende fraudebestendig en in het verlengde daarvan of het wel verstandig geweest was de opdracht niet aan de Staatsdrukkerij maar aan een derde te geven. Daarbij kreeg de Tweede Kamer ook genoeg van het steeds maar uitstellen van de invoering van het paspoort.
Eén en ander leidde er toe dat de Tweede Kamer in 1987 aan de Algemene Rekenkamer vroeg te onderzoeken of er daadwerkelijk een fraudebestendig paspoort zou komen tegen een redelijke prijs. Het rapport van de Algemene Rekenkamer was kritisch, maar niet negatief. Het zou allemaal wel moeten lukken. Naar aanleiding van dit rapport stelde de Tweede Kamer de eis dat er een aantal fraudegevoeligheidstesten werden uitgevoerd. Toen deze negatief uitvielen was de maat vol.
Parlementair onderzoek
Tijdens een stevig debat op 27 en 28 april 1988 bleek bovendien dat de invoering opnieuw uitgesteld moest worden. De Tweede Kamer stelde een onderzoekscommissie in die moest uitzoeken hoe de feiten en verantwoordelijkheden lagen. Toen enkele ondervraagden medewerking weigerden zette de Tweede Kamer het onderzoek om in een enquête en de onderzoekscommissie in een enquêtecommissie. Daardoor moest iedereen wel meewerken en konden personen onder ede gehoord worden.
Onderzoeksvragen
De enquêtecommissie kreeg de opdracht onderzoek te verrichten naar:
  • de wijze waarop de samenwerkingsovereenkomst tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en KEP tot stand was gekomen;
  • de totstandkoming van de kostprijscalculatie van het paspoort;
  • de ondernemingsstructuur van KEP;
  • de ontwikkelingen binnen KEP na het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst;
  • de waarborgen waarmee de centrale paspoortbestandsadministratie waren omgeven.
Het onderzoek moest een aanvulling zijn op de uitkomsten van het rapport van de Algemene Rekenkamer.
Het onderzoek
De commissie besloot de vragen vanuit vier invalshoeken te behandelen:
  • inhoudelijk en technologisch (testprocedures, privacy-aspect, systeem en legitimatieplicht);
  • juridisch (onderzoek en analyse van samenwerkingen, privatisering en ondernemingsstructuur);
  • financieel (kostprijscalculatie, winstbestemming, inning en afdracht van leges);
  • bestuurlijk (rol Tweede Kamer, besluitvorming overheid).
De openbare verhoren werden eind juni gehouden. In totaal werden 32 personen gehoord, onder wie (oud)-bewindslieden, ambtenaren en medewerkers van KEP BV.
Conclusies
Op 29 augustus 1988 presenteerde de commissie haar verslag. Daarin velde zij een scherp oordeel over het beleid en met betrekking tot de uitvoering van het paspoortproject. Enkele conclusies:
  • beleidsvorming was gebrekkig en uitvoering vaak chaotisch;
  • onvoldoende (bij)sturing vanuit het ministerie;
  • ontbreken van duidelijke uitgangspunten, eisen en toetsingsprocedures van paspoort en systeem;
  • verwaarlozing van financiële risico's voor staat en burgers;
  • onduidelijkheden over afbakening taken en verantwoordelijkheden;
  • chaotische toetsing op fraudebestendigheid;
  • onvoldoende, onvolledige en onjuiste informatieoverdracht aan de Tweede Kamer;
  • rol van de Tweede Kamer was te incidenteel;
Aanbevelingen
De commissie deed de volgende aanbevelingen. De Tweede Kamer zou erop toe moeten zien dat de regering zo snel mogelijk helderheid verschaft omtrent de gesignaleerde knelpunten betreffende:
  • continuïteit en kwaliteit van de productie van paspoorten en wat daarmee samenhangt;
  • eigendom, beheer en beschikkingsmacht over de paspoortbestandsadministratie;
  • effectiviteit van de financiële controle;
  • intern management van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Politieke betekenis
Van Eekelen en Van der Linden
De parlementaire enquête had voor twee bewindslieden dramatische gevolgen.
Minister Van Eekelen (Defensie) en staatssecretaris Van der Linden (Buitenlandse Zaken) moesten ontslag nemen. Van Eekelen, in het vorige kabinet als staatssecretaris van Buitenlandse Zaken belast met het paspoort, zou aan de bron hebben gestaan van de misère en een offerte hebben aangevraagd zonder nauwkeurig wensen te formuleren.
Van der Linden die op dat moment het paspoortbeleid in portefeuille had, kreeg het verwijt dat hij de Tweede Kamer onjuist had voorgelicht met betrekking tot de gang van zaken rond het testen van het fraudebestendige paspoort.
Van den Broek
Minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken nam na het aftreden van Van der Linden het paspoortproject zelf in handen. In een brief van 6 september 1988 aan de Tweede Kamer gaf hij toe dat de uitvoering van het project beter had gekund en ook had gemoeten, maar hij nam afstand van de verwijten dat staat en burger schade zouden hebben geleden. Het 'de Tweede Kamer onjuist informeren' noemde hij een misverstand.
Een uitspraak van Van den Broek in het tv-programma 'Den Haag Vandaag' dat hij 'niet elke week voor de paspoortaffaire in de Kamer wilde verschijnen' viel ongelukkig in Tweede Kamer. Ook de eis van de minister dat hij het vertrouwen van de Kamer moest hebben om het project tot een goed einde te kunnen brengen werd hem niet in dank afgenomen.
Kabinetscrisis?
Toen op 21 en 22 september 1988 tijdens een van de vele paspoortdebatten de oppositiepartijen PvdA en D66 via een motie Van den Broek vroegen zijn opstelling te herzien ontstond bijna een kabinetscrisis. Voorafgaand aan het debat had premier Lubbers het vertrouwen in minister Van den Broek al tot inzet gemaakt. Uiteindelijk bonden CDA en VVD toch in, omdat ze geen kabinetscrisis wilden riskeren. Maar de verhoudingen bleven daarna nog korzelig, omdat men vond dat de dreigementen van Lubbers buitenproportioneel waren geweest.
Toen in november 1988 bleek dat het paspoort de fraudegevoeligheidstesten nog steeds niet doorstond en daardoor de nieuwe overeengekomen opleveringsdatum wederom niet gehaald zou worden verbrak Van den Broek het contract. KEP BV ging op 27 december failliet. Uiteindelijk werd toen gekozen voor een door de Staatsdrukkerij (SDUB) te ontwikkelen paspoort. De verantwoordelijkheid hiervoor kwam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken terecht.
Samenstelling enquêtecommissie
De samenstelling van de enquêtecommissie was als volgt: Loek Hermans (VVD) (voorzitter), Aad Kosto (PvdA), Frans Jozef van der Heijden (CDA), Maarten Engwirda (D66).
Feitelijke gegevens
indiener(s) Vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken
datum aanvaarding voorstel door TK 11 mei 1988
periode openbare verhoren 27 juni 1988 - 1 juli 1988
duur in dagen 111
datum eindverslag 29 augustus 1988
aftredens Minister Van Eekelen en staatssecretaris Van der Linden
aantal gehoorde getuigen/deskundigen 32
omvang eindrapport 153 pagina's incl. bijlagen
voorzitter Loek Hermans (VVD)
Chronologie
28 april 1988 Aanneming motie van de PvdA'er Alders
11 mei 1988
14 juni 1988 Start onderzoek naar het paspoortproject
mei - augustus 1988 Onderzoek uitgebreid met enquêtebevoegdheden
27-31 juni 1988 Periode openbare verhoren. In totaal werden 32 personen verhoord
29 augustus 1988 Commissie presenteert haar verslag
6 en 9 september 1988 Van Eekelen biedt ontslag aan. Van der Linden volgt drie dagen later
15 september 1988 Debat Tweede Kamer. Motie aangenomen: rapport op hoofdlijnen aanvaard
21 en 22 september 1988 Debat Tweede Kamer en Kabinet. Bijna ontstaat een kabinetscrisis
eind november 1988 Van den Broek verbreekt contract met KEP
27 december 1988 KEP failliet
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Als basis voor de bewerking diende de Selectielijst voor de handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op het beleidsterrein Het Handelen van de Staten-Generaal over de periode 1945 - 2002 , Besluit van 16 maart 2006, nr. 06.000752 (Stcrt. 2006-77).
Bij aanvang van de bewerking had het archief een omvang van 9,1 meter. Op grond van bovenstaande lijst komen alle archiefbescheiden die de neerslag vormen van de geformuleerde handelingen in aanmerking voor integrale bewaring.
Verantwoording van de bewerking
Op basis van het door de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) opgestelde en door de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 9 oktober 2007 goedgekeurde plan van aanpak, is door de CAS in de periode feb. 2007 - juli 2008 het archief van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de periode 1980 - 1989 bewerkt. In dit archiefblok was ook opgenomen het archief van de Enquêtecommissie Paspoortproject. In navolging van het in het bewerkingsplan gestelde is voor het archief van de enquêtecommissie een zelfstandige toegang gevormd los van de toegang van het archief van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; periode 1980 – 1989, toegangnummer 2.02.28.
Het archief is bewerkt volgens de standaardafspraken met betrekking tot de materiële verzorging zoals verwoord in de Normen Goede Staat.
Ordening van het archief
De begin- en eindcesuur worden bepaald door de periode die de stukken, die in het archief van de enquêtecommissie zijn opgenomen, bestrijken. Dit betreft de jaren 1947-1989. De enquête werd tussen mei - augustus 1988 gehouden. De kernperiode is daarom 1988 met daaraan tussen haakjes toegevoegd de datering van het oudste (1947) en het jongste stuk (1989).
De indeling van de toegang is primair vormgegeven door het aanbrengen van een scheiding tussen de eigen stukken (Rubriek 1.1.1) en de stukken aangeleverd door organisaties en personen ten behoeve van het onderzoek (Rubriek 1.1.2).
Bij een aantal series waarbinnen de eenheden chronologisch toegankelijk zijn komt het met regelmaat voor dat het niet mogelijk is gebleken om de eenheden exclusief te beschrijven omdat de datering van de stukken elkaar overlappen. De dossiers zijn door de archiefvormer op deze wijze gevormd en de toegepaste archiefvorming is gehandhaafd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.]
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Parlementaire Enquetecommissie Paspoortproject, nummer toegang 2.02.35, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Enquetecomm. Paspoortproject, 2.02.35, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen