De volgende dag ging ik naar buiten. Iedereen was uitzinnig van blijdschap. Die vreugde-explosie gaf een vertekend beeld van de nog heersende ellende. Geen bevrijders te zien en ook voedsel liet op zich wachten. We zagen wel bewapende mannen in blauwe overalls en met zwarte helmen op.
Aangezien de Duitsers het gezag niet meteen op wilden geven, vonden er schermutselingen plaats waarbij doden vielen. Alsof het niet genoeg was, na de hongerdood van ruim twintigduizend mensen. Wat ons overkomen was, is met geen pen te beschrijven.
De stad bood een grauwe, verloederde aanblik. Bomen waren omgezaagd, houten schuttingen en hekken gesloopt om als brandstof te dienen. Er lagen hopen afval omdat er maandenlang geen huisvuil was opgehaald. Je zag wel eens iemand wroeten tussen de resten, zoals botjes van geslachte katten en honden. Ook mijn hondje Pollie heeft eraan moeten geloven. Mijn moeder had hem aan iemand meegegeven omdat ik mijn schamele rantsoen met Pollie bleef delen. Mij werd verteld dat het dier was weggelopen. Het leek of ik in een andere wereld was beland.
Na de voorgaande, onwerkelijk stille weken zag je overal mensen. We hadden nog steeds geen eten en al een half jaar waren we afgesloten van gas en elektriciteit. Het was heel tegenstrijdig dat er toch vrolijkheid heerste. Soms was er groot rumoer wanneer een 'Moffenhoer' uit huis werd gehaald. Dat overkwam ook de moeder van mijn vriendje Mees. Ze was een alleraardigste, alleenstaande vrouw die iets met een Duitser had gehad. Ik heb tussen de joelende menigte staan kijken hoe ze tot mijn verbijstering werd kaalgeknipt en er met rode menie een hakenkruis op haar schedel werd geverfd. Mijn vriendje Mees was binnengebleven.
Pas op 8 mei zag ik de Canadezen. Ze reden over de Beijerlandselaan. Telkens moest de colonne stoppen omdat oud en jong midden op de rijweg liepen. De mensen klommen op de voertuigen terwijl de soldaten sigaretten en chocolade uitdeelden. Op verschillende plaatsen werden legertenten opgeslagen, zoals bij het Afrikaanderplein en de Heemraadssingel.
Gefascineerd keken we naar al het materieel. Bij de veldkeukens snoven we etensgeuren op en met wat geluk kregen we een biscuit of een stukje chocolade. Aan de Wijnhaven reed een amfibievaartuig, een zogenaamde DUKW, alsmaar de haven in. Samen met mijn vriendjes klom ik in zo'n ding en voer een rondje mee.
De voedselvoorziening kwam voorzichtig op gang. Bij de daarvoor aangewezen distributiewinkels kregen we melkpoeder, eierpoeder, chocolade, grote droge biscuits, blikjes bonen en cornedbeef. Mijn moeder en ik gingen naar het Afrikaanderplein. Daar waren mobiele douche-installaties opgericht waar je je snel mocht douchen. We kregen een stuk 'Lifebuoy' zeep.
Om tijd te besparen, werden we in één douchecabine gedirigeerd waar ik voor het eerst mijn moeder bloot zag. Onze kleren, waarin onvermijdelijk vlooien gehuisd zullen hebben, werden met DDT-poeder bestrooid. Na deze schoonmaakbeurt voelden we ons als herboren.